Bitterballenvergadering
Op het gevaar af dat ik bij de generatie ga horen die vroeger alles beter vond, ga ik toch een beetje terug in de tijd. De tijd dat scholen nog bij een vereniging hoorden en het schoolbord nog zwart (of groen) was. Het bestuur van de school werd gekozen door de leden en jaarlijks moest het bestuur verantwoording afleggen aan diezelfde leden tijdens de jaarlijkse ledenvergadering. Die vergaderingen waren elk jaar weer een verrassing wat betreft de opkomst. Meestal was het trekken en duwen om voldoende leden binnen te krijgen. Want voor belangrijke beslissingen was er een quorum nodig.
Natuurlijk waren er ook weer creatieve oplossingen om onder dit vereiste minimale aantal stemgerechtigde leden uit te komen. In de polder werd dit jaarlijkse ritueel de bitterballenvergadering genoemd, omdat er als trekkertje bitterballen werden geserveerd. Tegenwoordig zou je een heel warm buffet moeten aanbieden om leden te trekken. Die lage opkomst had ook een groot risico wanneer een kleine groep haar mening wilde doorzetten. Immers, bij een kleine opkomst waren er weinig leden nodig om een besluit te forceren. Al deze bezwaren hebben ertoe geleid dat de meeste verenigingen zijn opgegaan in een stichting en in plaats van een bestuur en leden hebben we het toezicht geprofessionaliseerd.
Het woord ‘governance’ deed zijn intrede en de Raad van Toezicht werd het orgaan dat de belangen van de ‘stakeholders’ moest gaan behartigen. Over het algemeen gaat dat prima. Net als vroeger merk je er niet zoveel van wanneer de leden van de RvT het goede voorhebben met de scholen en willen luisteren naar wat er binnen het onderwijs leeft. Maar er zit ook een andere kant aan deze medaille. De leden van het toezichthoudend orgaan kiezen elkaar en hoeven aan niemand verantwoording af te leggen.
Waren de bestuursleden vroeger goedwillende vrijwilligers, tegenwoordig worden de toezichthouders hiervoor betaald. Met het professionaliseren van het toezicht is het een betaalde bezigheid geworden. De leden van de RvT bepalen zelf de hoogte van de toelage. Gelukkig zijn er richtlijnen, opgesteld door de VTOI (vereniging voor toezichthouders in het onderwijs). De toelage mag maximaal 10% zijn van het salaris van de bestuurder en dat kan dus nog flink in de papieren gaan lopen. Maar wat ik nog veel belangrijker vind, er is geen democratisch orgaan waaraan de RvT verantwoording moet afleggen. Het model met een Raad van Toezicht is over komen waaien vanuit het bedrijfsleven.
Alleen kan daar de raad van commissarissen nog teruggefloten worden door de aandeelhouders. Binnen het onderwijs zijn er geen aandeelhouders en de zogenoemde ‘stakeholders’ hebben geen formele mogelijkheid om in te grijpen. Zoals eerder gezegd gaat het meestal goed, maar de laatste tijd hoor ik toch regelmatig dat het fout gaat, bijvoorbeeld dat goed functionerende bestuurders op een zijpad worden gezet en bestuurlijke fusies, tegen de wens van de medewerkers in, worden doorgezet of juist gestopt door de RvT.
Ik pleit niet voor het terugdraaien van de tijd, maar wel voor het opvullen van het democratische gat dat is ontstaan met het weggooien van het verenigingsbadwater. Niet alleen een ‘good governance’- code maar ook een democratisch gekozen orgaan dat, wanneer het belang van het onderwijs in het geding is, kan ingrijpen. Want soms begin ik toch weer een beetje terug te verlangen naar die gezellige bitterballenvergaderingen.
Deze column is geschreven door
Herman Langhorst, Stichting Kindpunt
Herman Langhorst is voorzitter College van Bestuur Stichting KindPunt; kindcentraal onderwijs van 0 tot 12. Een stichting met vijf kleurrijke, breed toegankelijke scholen met een christelijke identiteit. Hij streeft naar optimale ontplooiing voor alle leerlingen binnen een veilig klimaat. Iedereen moet zich gerespecteerd en geaccepteerd voelen.