Flipping de observatie
Er zijn veel observatieformulieren in omloop om de lespraktijk te evalueren. Ook ik gebruik tijdens audits een standaardformulier. Deze formulieren zijn voor het grootste deel gericht op het handelen van de leraar: wat is zichtbaar ten aanzien van pedagogisch handelen, het klassenmanagement en de structuur van de les, de opbouw en inhoud van de instructie, de afstemming op verschillen tussen leerlingen. De beoordeling kan dan snel leiden tot een tweepuntsschaal: wel of niet gezien? Aan het eind van de les moet je echter soms constateren dat je veel van de kenmerken op het observatieformulier waargenomen hebt, maar dat je twijfelt of de leerlingen wel iets geleerd hebben. De leerkracht past veel kenmerken toe, maar was het voor de leerlingen eigenlijk wel een goede, zinvolle les? Hebben ze iets geleerd?
Daar wringt regelmatig de schoen bij een lesobservatie. Want soms hebben we wel gezien dat het doel van de les benoemd werd, maar begrepen de leerlingen dat doel ook? Of we hebben gezien dat de leraar de opdrachten wel afstemde op verschillen tussen leerlingen, maar voelden die zich daarmee ook uitgedaagd?
Het gaat mij dan vooral om vragen vanuit het perspectief van de leerling, zoals:
-gedragen ze zich als vanzelfsprekend binnen de regels?
-snappen de leerlingen wat ze gaan doen en wat ze gaan leren?
-maken ze een betrokken indruk tijdens de uitleg? Snappen alle leerlingen de uitleg?
-zijn ze actief zelf aan het nadenken? Mogen leerlingen oplossingen verwoorden?
-krijgen ze niet te veel uitleg die ze eigenlijk niet nodig hebben?
-voelen ze zich geholpen na een extra uitleg?
-snappen ze de opdrachten en zijn ze geïnteresseerd aan het werk?
-zijn ze gemotiveerd om de opdrachten goed te maken? Laten ze zien dat ze de opdrachten goed maken?
-werken ze taakgericht samen aan opdrachten?
-gaan ze uit zichzelf verder met volgende opdrachten?
Natuurlijk zijn sommige van bovenstaande punten niet zonder interpretatie te beoordelen. Je kunt niet in de hoofden van kinderen kijken en je weet ook niet wat ze precies voelen. Maar toch is mijn ervaring dat als we met twee observanten naar een les kijken, we na afloop allebei hetzelfde gevoel hebben over de betrokkenheid en motivatie van leerlingen.
Het kan helpend zijn om de les niet alleen maar te beoordelen op de aanwezigheid van bepaalde kenmerken, maar ook op het effect daarvan op de leerlingen. Je probeert dan in de huid van de leerlingen te kruipen: hoe zou ik me voelen als ik in deze groep zou zitten? Snap ik de instructie? Zou ik gemotiveerd aan het werk gaan?
Probeer het eens uit: voeg wat vragen toe aan het observatieformulier en reflecteer (samen met de leraar) niet alleen op de vertoonde kenmerken van een les, maar ook op het effect daarvan op de leerlingen. Voor observanten is vaak heel snel duidelijk of leerlingen gemotiveerd zijn, zich ondersteund voelen of uitgedaagd zijn. Voor leraren is het niet gemakkelijk om tijdens een les hier oog voor te hebben. Dat vereist rust, overzicht en reflectie. Het is voor leraren sterk aan te bevelen om tijdens een les een paar minuten stil te zijn, geen hulp te bieden maar te observeren en zelf de vragen te stellen die hierboven genoemd worden. Sterke leraren zijn in staat om het lesdoel op een goede manier te verbinden aan gemotiveerde, betrokken leerlingen.
Vaak genoeg zeg ik tijdens de terugkoppeling aan het einde van een auditbezoek dat ik tijdens de groepsbezoeken niet zozeer naar de leraren gekeken heb (ook wel natuurlijk), maar vooral naar de leerlingen. Je kijkt dan naar het effect op leerlingen en reflecteert van daaruit op het leerkrachthandelen: flipping de observatie.
Deze column is geschreven door
Herman Bijsterbosch, Bijsterbosch Onderwijs Advies
Herman Bijsterbosch van Bijsterbosch Onderwijs Advies werkt ruim 30 jaar in en voor het basisonderwijs als leraar, directeur, beleidsadviseur, onderwijsadviseur en (coördinerend) inspecteur.
www.bijsterbosch-onderwijs-advies.nl.