Maak van zelfevaluatie geen lachspiegel
Eigenaarschap en verantwoordelijkheid voor het onderwijs vraagt om een regelmatige reflectie op de eigen kwaliteit: van de leraar, de directeur, het schoolteam of het bestuur. Daarmee krijgt u zelf een beeld van de kwaliteit, en bent u in staat om naar de belanghebbenden (ouders, samenwerkingsverband, gemeente, inspectie) een goed verhaal te vertellen waar ze vertrouwen uit kunnen putten.
Het betekent echter niet dat u die reflectie in uw eentje zou moeten doen. Dan zou het de beroemde slager zijn die van zichzelf vindt dat hij de lekkerste worst heeft. Het gaat er bij een zelfevaluatie om dat u reflecteert op waarnemingen die door uzelf maar ook door anderen zijn gedaan. U kent een waarde toe aan die waarnemingen en bepaalt hoe u verdergaat met die bevindingen. Daarvoor zijn veel verschillende waarnemingsinstrumenten beschikbaar: kijkwijzers in de groepen, vragenlijsten bij belanghebbenden, audits op schoolniveau. Hiermee kunt u zicht krijgen op de kwaliteit van uw onderwijs.
Het is van groot belang dat u kunt vertrouwen op die waarnemingen: ze houden u tenslotte een spiegel voor op basis waarvan u conclusies wilt trekken en u verder wilt ontwikkelen. De waarnemingen mogen geen verdraaid beeld van de werkelijkheid geven: te aardig, niet volledig, te vaag. Toch is dat wat regelmatig gebeurt: er ontstaat dan discussie over de waarneming en het trekken van conclusies verdwijnt naar de achtergrond.
Er kunnen allerlei redenen zijn waardoor de waarneming geen reële afspiegeling is van de werkelijkheid. De waarnemer en de geobserveerde hebben een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor een goede spiegel:
Een onafhankelijke waarneming
Het is lastig om als collega een oordeel te geven aan een andere collega waar je vervolgens een dag later mee in een ander overleg zit. Hoe kritisch wil en kun je dan zijn? Zorg dus voor enige distantie tussen waarnemer en geobserveerde (leraar of school). Aan de andere kant is het van belang dat de geobserveerde geen directe gezagsrelatie heeft met de waarnemer: de geobserveerde is dan niet vrij genoeg om zichzelf te laten zien; er kunnen andere belangen een rol spelen.
Een gezamenlijk observatiekader
Veel discussies ontstaan omdat er geen gezamenlijk kwaliteitsbeeld is: de waarnemer kijkt naar andere punten dan de geobserveerde verwacht. De spiegel laat dan rimpelingen zien waar niet om gevraagd wordt. Zorg dat het observatiekader is afgeleid van het eigen kwaliteitskader. Maar zorg er ook voor dat het kader is afgestemd op de kwaliteitsdefinities van de overheid, wetenschap en maatschappij. Om te voorkomen dat zij een andere spiegel hanteren dan u.
Een deskundige waarnemer
Het vraagt kennis van zaken en ervaring om een waarneming te doen, maar ook om te spiegelen wat is waargenomen. Zorg dat de waarnemer getraind is in het kijken naar onderwijs. Een van de belangrijkste winstpunten van een training in het doen van klassenbezoeken of audits is dat de waarnemingen veel scherper en beter onderbouwd worden. Die kennis en ervaring neemt een opgeleide waarnemer ook nog eens mee naar zijn eigen school of bestuur: win-win.
Het belangrijkste is dat u als eigenaar van het onderwijs de spiegel zelf vorm geeft: waar wilt u op gespiegeld worden? Daarvoor is het nodig dat een waarneming uitgaat van het kwaliteitskader dat de school of het bestuur hanteert. Pas dan ontstaat een scherp beeld: vanuit dezelfde omschrijving van kwaliteit een eerlijke, onafhankelijke en deskundige spiegel voor de leraar, school of bestuur. Zodat u daar zelf conclusies uit kunt trekken voor de verdere ontwikkeling.
Deze column is geschreven door
Herman Bijsterbosch, Bijsterbosch Onderwijs Advies
Herman Bijsterbosch van Bijsterbosch Onderwijs Advies werkt ruim 30 jaar in en voor het basisonderwijs als leraar, directeur, beleidsadviseur, onderwijsadviseur en (coördinerend) inspecteur.
www.bijsterbosch-onderwijs-advies.nl.