Samenwerken!
Onlangs las ik een artikel van Rob Martens in OnderwijsInnovatie : ‘Docentprofessionalisering is een ijsberg’ (Onderwijsinnovatie, nr. 1, maart 2017, pp. 11-13). Martens is wetenschappelijk directeur bij het Expertisecentrum Beroepsonderwijs (ecbo), hoogleraar aan de Open Universiteit en programmaleider van het Welteninstituut OU. Martens constateert dat het Lerarenregister geen zin heeft als leraren weinig vertrouwen hebben in nut en noodzaak ervan en het ervaren als werkdrukverhogend. Hij stelt dat docenten voor het grootste deel leren door informeel leren op de werkvloer. Het deel van de ijsberg dat onder water zit. Martens suggereert daarbij een hoge kwaliteit van dit informele leren.
Informeel leren
De hoge kwaliteit van informeel leren valt in mijn optiek nog maar te bezien, als er geen informele én formele input van leren is binnen de organisatie waar het informeel leren moet plaatsvinden. Onderzoeksmatig leren en de vaardigheid daartoe is immers onlosmakelijk verbonden met zowel formeel als informeel leren. Je hebt een hoog opleidingsniveau nodig om het kwaliteitsniveau van informeel leren te verhogen. En daarnaast hebben informele leertrajecten veel baat bij good practices, die veelal door formele trajecten worden onderbouwd. Overigens kunnen in het huidige Lerarenregister ook informele trajecten worden vastgelegd door deze te beschrijven, zoals bijvoorbeeld het volgen van praktijkgerichte (e-learning)cursussen of het lezen en behandelen van vakliteratuur.
Werkdruk
Veel leraren ervaren een hoge werkdruk en zijn bezorgd dat die met de komst van het Lerarenregister verder oploopt. Een recent, door Martens aangehaald, proefschrift van Jansen in de Wal, 2016, pp. 175-176, zegt: ‘Overheden dienen zich ervan bewust te zijn dat regelgeving die is bedoeld om professioneel leren te stimuleren (zoals bijvoorbeeld vastgelegd in het Lerarenregister) een grote kans heeft om door docenten te worden ervaren als externe druk. Daarom is het belangrijk dat overheden niet alleen autonomiebeperkende voorwaarden en de daaraan verbonden consequenties vastleggen. Overheden zouden ook formeel de tijd en ruimte moeten bieden die docenten nodig hebben om aan deze voorwaarden te voldoen, zodat autonome motivatie voor professioneel leren kan worden behouden.’ Dat lijkt me logisch én dat gebeurt ook: voor nascholing is immers 2 uur per week beschikbaar gesteld in de cao!
Vertrouwen
Saillant detail is dat ruim 25.000 leraren via Leraren in Actie bekend hebben gemaakt tegenstander te zijn van invoering van het huidige Lerarenregister, maar ruim 60.000 leraren hebben zich er al vrijwillig bij aangemeld. Leraren in Actie vindt het wél de moeite waard om een lerarenregister te onderzoeken dat door de beroepsgroep wordt georganiseerd. Hier ben ik even de weg kwijt. De wet BIO (Beroepen in het Onderwijs) is al in 2006 aangenomen. Hierin staat de verplichting tot nascholing al vermeld. Het huidige Lerarenregister wordt door vrijwel alle vertegenwoordigende organisaties van leraren ondersteund. Je kunt niet zeggen dat de beroepsgroep geen kans is geboden om er invloed op uit te oefenen. En het Lerarenregister roept nog steeds op om mee te denken. Daarbij komt nog dat het Lerarenregister tot 2023 het karakter heeft van een try-out en pas daarna zijn er civielrechtelijke gevolgen.
We zijn het allemaal eens dat er een Lerarenregister moet zijn. De beroepsgroep, de overheid en belangengroeperingen. In plaats van te ageren tegen het huidige Lerarenregister, kunnen we dan beter onze energie stoppen in een goede samenwerking om zo het Lerarenregister voor allen acceptabel te maken.
Deze column is geschreven door
Klaas Bellinga, E-learning Wizard BV
Klaas Bellinga is directeur van E-learning Wizard. Hij adviseert scholen en besturen over nascholing en de implementatie van e-learning en blended learning. E-learning Wizard biedt met de Lerarenacademie een complete e-learningacademie aan waarmee besturen invulling kunnen geven aan nascholing van leerkrachten, ib'ers en schooldirecteuren.