De sticker voorbij
In een snel tempo groeit het aantal scholen dat volgens het concept van handelingsgericht werken haar onderwijs vormgeeft. Met groepsplannen willen teams beter aansluiten op de educatieve behoeften van hun leerlingen. Dit gaat beslist niet zonder slag of stoot. Handelingsgericht werken vraagt namelijk wel iets van de leerkracht. Je moet je op een andere manier dan voorheen verdiepen in je groep leerlingen. Nu is dat iets wat leraren vaak leuk gaan vinden als ze eenmaal doorhebben hoe ze dat kunnen doen, mits ze zich niet alleen hoeven te baseren op harde toetsgegevens uit het LOVS. Maar er zijn ook bezwaren, veelal gericht op de administratieve rompslomp die, als je niet uitkijkt, ontstaat. Daar waar leraren nog niet overtuigd zijn van de kansen van handelingsgericht werken, wordt het groepsplan geschreven ‘om er maar een te hebben’. Handelingsgericht werken wordt dan gezien als een lastenverzwaring en niet als een kans om je onderwijskundig handelen te optimaliseren. In die gevallen is handelingsgericht werken gereduceerd tot ‘het groepsplan’ en gaat het niet meer om het effectief kijken naar leerlingen.
Voorwaarde om handelingsgericht te werken is dat je gaat streven naar een andere vorm van diagnostiek: je wilt uitgaan van wat de leerling nodig heeft. Labels zijn in deze manier van kijken naar leerlingen niet meer leidend. Wat je nodig hebt is een ‘onderkennende diagnose’ van waargenomen educatieve behoeften. Deze geeft je zicht op de kindkenmerken waaruit je kunt afleiden wat de leerling van jou nodig heeft om zich verder te ontwikkelen.
Nu is er met betrekking tot het onderwijs aan begaafde leerlingen iets bijzonders aan de hand. Voor die leerlingen lijkt het wel of die classificerende diagnose, de sticker ‘jij bent begaafd’, meer en meer vereist wordt voordat we tot handelen overgaan. Op basis van het groepsplan wordt er immers al gewerkt met drie niveaugroepen. Als je iets anders nodig hebt dan dat, dan moet je als kind wel ‘harde bewijzen aanleveren’ dat dit zo is. En dus geldt bijvoorbeeld dat voor deelname aan alternatieve onderwijsarrangementen, zoals het verrijkingsaanbod in de klas, een plusklas, instructieplein of hotspot, de diagnose ‘begaafd’ je entreekaartje is. In de race om de classificaties willen we dan ook nog het liefst dat we de kindkenmerken daarbij meteen handig gegroepeerd hebben zodat we weten in welk begaafdheidsprofiel de leerling thuishoort.
Als je ook voor begaafde leerlingen handelingsgericht gaat werken, dan laat je die classificerende diagnose achterwege. Dan is niet alleen het bewijs ‘begaafd’ niet meer zo relevant, maar doet een classificerend profiel er ook niet toe. In beide gevallen levert dit immers slechts schijnzekerheid op. Het gegeven dat de leerling begaafd is, betekent namelijk niet dat je dan ook automatisch weet wat de leerling nog te leren heeft van jou en hoe dat dan het beste zou kunnen. En een classificerend profiel, waarmee de leerling tot een ‘type’ gereduceerd wordt, zet je op het verkeerde been als je bedenkt dat die profielen van elastiek zijn… de leerling kan per vakgebied, per leerkracht, per samenwerkingsgroepje andere kindkenmerken laten zien. En als jij je dan net op dat ene profiel had ingesteld voor de begeleiding, dan zit je er toch weer naast. Zullen we maar weer gewoon kijken naar onze leerlingen?
Deze column is geschreven door
Eleonoor van Gerven, Slim Educatief
Eleonoor van Gerven is pedagoog.
In haar praktijk Slim! Educatief leidt zij leraren op om vanuit een inclusieve gedachte passend onderwijs aan begaafde leerlingen te verzorgen.
www.slimeducatief.nl.