Niet goed genoeg
Zoek je de kleuter die voorloopt op de andere leerlingen of zoek je de kleuter die in zijn manier van leren al veel leer- en persoonlijkheidskenmerken laat zien die we toeschrijven aan begaafde leerlingen? Wanneer is een kleuter ‘goed genoeg’?
Tegenwoordig weten we dat het niet altijd nodig is om de leerling van een label te voorzien om tot passend onderwijs te komen. We weten ook dat schoolse prestaties niet het enige fundament kunnen zijn onder interventies in leerstof en begeleiding.
Over begaafde leerlingen weten we dat leer- en persoonlijkheidseigenschappen meer zeggen over hun educatieve behoeften dan alleen die prestaties. Nu doet zich echter iets merkwaardigs voor als het kleuters en begaafdheid betreft. Daar lijkt de observatie van leer- en persoonlijkheidseigenschappen dan toch weer minder belangrijk te zijn. Sommige mensen menen dat je om vroege signalering van begaafdheid bij kleuters te bewerkstelligen vooral moet kijken naar zijn ontwikkelingsniveau.
Vroeg signaleren is iets anders dan snel signaleren. Bij snel signaleren prevaleren prestaties plotseling weer. Als dat je voorwaarde is voor een aangepast onderwijsaanbod, dan kun je het beste met gezond verstand gebruik maken van een betrouwbaar kindvolgsysteem en niet van instrumenten die we voor geen enkele leerling meer uit de kast halen.
Het maken en scoren van een menstekening is een voorbeeld van een achterhaald instrument. Kern van de opdracht is dat je de leerling vraag een tekening van een mens te maken. Vervolgens scoor je de tekening aan de hand van de normen van Goodenough (1926). Hoe meer realistische details de leerling tekent, hoe hoger de leerling scoort. Soms wordt gezegd dat een hoge score ten opzichte van leeftijdgenootjes een indicatie is voor begaafdheid. En als die leerling niet hoog scoort…, wat meet je dan eigenlijk? Meet je met de menstekening wel potentiële begaafdheid of op zijn minst een cognitieve voorsprong? In veel gevallen niet!
Om een gedetailleerde tekening te maken die hoog scoort, moet de oog-handcoördinatie al ver ontwikkeld zijn. Het laat zich raden wat dit betekent voor de kleuter wiens ogen en handen nog geen samenwerkingsconvenant hebben afgesloten. Zegt dit iets over zijn vermogen tot creatief probleemoplossend denken en leren? Nee, geenszins. Het laat zich ook raden wat dit betekent voor een kleuter die heel creatief denkt en misschien zelfs een blanco blad aanlevert. “Een onzichtbare mens, juf.” Of voor een kleuter die naar de mens kijkt vanaf de maan en een bovenaanzicht tekent: alleen een stip en geen detail te bekennen. De normen van Goodenough brengen ons terug naar een tijd waarin we geen beschikking hadden over goede kindvolgsystemen en niet wisten dat observaties met betrekking tot leer- en persoonlijkheidseigenschappen méér zeggen over de educatieve behoefte van een leerling dan louter zijn prestaties. Dat staat een vroege signalering in de weg en wat mij betreft is dat dus ‘niet goed genoeg’.
Deze column is geschreven door
Eleonoor van Gerven, Slim Educatief
Eleonoor van Gerven is pedagoog.
In haar praktijk Slim! Educatief leidt zij leraren op om vanuit een inclusieve gedachte passend onderwijs aan begaafde leerlingen te verzorgen.
www.slimeducatief.nl.